De kunstschilder Henry Luyten

De schilder Henry Luyten (Hendrik) groeit op in de oude binnenstad van Roermond als zoon van Franciscus Hubertus Luyten (1833-1908) en Johanna Hendrica de Bij (1829-1904).
Reeds op zeer jonge leeftijd ervaart hij een niet te bedwingen neiging tot tekenen en schilderen. Hij vestigt zich in Antwerpen en Brasschaat en begint al op jonge leeftijd te exposeren, hetgeen hij zijn leven lang zal blijven doen. De meest gekozen onderwerpen in zijn schilderingen zijn; portretten, landschappen en strandgezichten. In belangrijke mate is hij beïnvloed door de Vlaamse en Hollandse 17e eeuwse schilderkunst, door de Haagse School en door de school van Barbizon. Luyten begeeft zich veel en gemakkelijk in aristocratische kringen, doch is ook zeer sociaal bewogen.

Zijn leven

Op 21 mei van het jaar 1859 wordt Henry geboren.
Zijn vader (Franciscus) is werkzaam als boekhouder bij de gemeente Roermond. Het gezin telt 4 kinderen waarvan Henry de 2e is. Na de HBS te Roermond schrijft Henry zich in (op 19-jarige leeftijd) bij de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst te Antwerpen. Aan deze academie liggen de streng analytische grondbeginselen van de tekenmethode van de neoclassicist Mathias van Bree ten grondslag. Samenvattend kun je zeggen dat Polydore Beaufaux hem op klassieke manier leerde tekenen en dat Charles Verlat hij op vrijere wijze leerde schilderen.
In 1883 gaat Henry studeren aan de Ecole des beaux-arts bij Alexander Cabanet te Parijs. Na 10 maanden keert hij terug naar Antwerpen. In 1884 wordt Henry opgenomen in de kunstkring “Als ik kan”. In datzelfde jaar vinden al meerdere exposities plaats. Zijn belangrijkste vrienden in die kring zijn Henry van de Velde, Jan-Willem Rosier, Leon Brunin etc. Vanaf 1886 (Gouden medaille van het Rijksmuseum te Amsterdam) sluit hij vriendschap met Matthijs en Jacob Maris, Hendrik-Willem Mesdag, Alma Tadema en Giovanni Segantini. In 1886/1887 verblijft Henry in de Borinage en was hij getuige van de grote werkstaking en het bloedige neerslaan ervan. Naar aanleiding daarvan schildert hij de drieluik “De Werkstaking” waaraan hij tot 1893 werkt. Het schilderij (internationaal getiteld “Struggle for life”) meet 3 bij 5 meter. Het rechter zijluik (3 bij 2 ½ meter) geeft hij de naam “Na de opstand” en het linker zijluik (eveneens 3 bij 2 ½ meter) “Miserie”. Dit schilderij zal later blijken een grote rol in zijn leven te spelen.
Via zijn lidmaatschap van de vrijmetselaarsloge “Loge van Marnix van Sint Allegonde” wordt Luyten ook lid van het literaire genootschap “Het taalverbond”. Literair is Luyten niet aktief geweest, maar de vriendschappen die hem door zijn lidmaatschap ten deel zijn gevallen, zijn uitermate belangrijk voor hem geweest. Soms had Luyten geen geld om materiaal en brood te kopen en hielpen zijn vrienden hem.
Ongeveer 20 jaar lang was Luyten bevriend met Robert Jansen (directeur van de “Stoomaalsteenfabriek” te Nijmegen) en deze vriendschap leverde vele schilderijen op van de omgeving van Nijmegen en de arbeid in de steenfabriek.
In 1890 trouwt Henry (op 17 april) met Joanna Francisca Brees (1854-1916). Uit dit huwelijk wordt geboren: Henricus Franciscus op 28 november 1882. Het gezin vestigt zich enige tijd in Merksem.
De verkoop van schilderijen gaat steeds beter. Zo koopt de Beierse Regering (voor 1200 Marken) zijn “Nettenboetsters te Katwijk aan Zee”.

Wellicht ten gevolge van minder deugdelijk verfmateriaal verdonkeren veel werken van Luyten helaas. Dit fenomeen begint zich rond 1900 al voor te doen. Mogelijk dat loodbestanddelen hieraan ten grondslag liggen. Kunstenaars waren zich in die dagen wel bewust van die gevaren, doch beschikten nog niet altijd over deugdelijke middelen om deze negatieve effecten te voorkomen.

In 1896 (op 12 maart) laat Luyten zich tot Belg naturaliseren.

In 1897 maakt Henry een tournee door de USA. Hij neemt daarbij zijn “Werkstaking” mee. Door de omvang hiervan ontstaan grote transportproblemen, aangezien zo’n schilderij niet in een trein past. Mede hierdoor lijdt Henry een gevoelig financieel verlies.

In 1900 vestigt Luyten zich te Brasschaat in de hoeve aan de “Leege Caertsche Baan”. Hij bouwt er een groot atelier en bijbehorende gebouwen. Daar wordt zijn schilderschool opgericht en ontstaat zijn “Institut des Beaux-arts”. Tientalle internationale leerlingen krijgen er les, zoals: Mara Corradini (Italië) van wie later in Sent te Zwitserland een permanent archief wordt opgezet, Flora Zenker (Duitsland), Mary Poull (USA), Pierre Blanc (Luxemburg), Maria Jansen (Nederland), Mathilde Bernard (België) en Hedwich Behnisch (Breslau) zijn tweede echtgenote vanaf 1917 na het overlijden van Joanna. Hedwich is 1873 geboren te Luszkowa (Hohenangern) in de toenmalige Duitse provincie Posen. Haar familie bezat grote landerijen en kastelen in Silezie, doch tijdens de tweede wereldoorlog raakte alles verloren.

Grote triomfen viert Luyten rond 1905 o.a. te Wenen. “Aartshertogen gaan met hem arm in arm door de stad” wordt er gerapporteerd. Hij ontvangt grote prijzen en krijgt een betrekking aangeboden aan de Academie te Wenen. In Brasschaat schrijft hij zijn levensmotto op. Dit motto is goed bewaard gebleven:

<cite> Waarheid is schoonheid
Schoonheid is waarheid
Zij is zoo zonderling, zij is vreemder en
wilder dan alle verbeelding, zij alleen
houdt stand.
</cite>
Het lijkt Henry allemaal voor de wind te gaan. Zo ontvangt hij in februari 1918 voor 14 verkochte schilderijen een bedrag van bijna 24.000 frank, aanvaardt hij de benoeming om een atelier te leiden en koopt hij in september een hoeve en domein aan de Lage Kaart te Brasschaat. Echter: in november wordt hij geschorst en uit zijn ambt gezet bij ongeldigverklaring van tijdens de Duitse bezetting geschiede benoemingen. Luyten wordt persona non grata en wordt door de officiële kunstwereld voortaan gemeden. Volgens Henry speelt jaloezie hierin een belangrijke rol, maar het tij is niet te keren. Het echtpaar Luyten vestigt zich in Noord-Duitsland. Na vele omzwervingen vestigen zij zich aan de Oostzee te Wieck am Darss. In 1923 keren zij terug naar Brasschaat, doch niet nadat hun woning is geplunderd en door collega-schilders is leeggeroofd........

Eind ’23 verblijft Luyten enige weken in Rueslikon aan de Zuercher See te Zwitserland. Van die periode stammen enige studies in de besneeuwde Alpen en portretten van kunstvriend Moor en familie. Geleidelijk gaat het weer bergopwaarts met Luyten. In 1926 exposeert hij onder andere in London en in 1928 in Manchester. Door de grote teleurstelling die de Belgische boycot hem heeft opgeleverd, eist hij van Antwerpen zijn “Werkstaking” terug en schenkt hij Roermond een aantal van zijn werken. Op 23 Augustus wordt te Roermond het “Gemeentelijk Museum Hendrik Luyten-Dr. Cuypers” plechtig geopend door Prinses Juliana. Henry wordt benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau.
Op 19 januari 1933 wordt de dochter van Henry en Kaethe Behnisch geboren, haar naam is Lieselotte. Weer een jaar later viert Henry zijn 75e verjaardag en overlijdt zijn zoon Henri Frans.
In 1938 verkoopt Henry voor een symbolische prijs zijn “Gulden doek van Vlaanderen” aan het ijzerbedevaartcomite. Ondanks de goede dingen die Henry doet, wordt hij nog steeds geboycot en heeft hij het dientengevolge financieel heel moeilijk. Wanneer hij op 80-jarige leeftijd de Rembrandtprijs van Hamburg krijgt overhandigd in verband met zijn “uitzonderlijke culturele prestaties in het Nederlandse taalgebied, ervaart hij dat als een grote eer. Naast die eer die ook mensen als Stijn Streuvels, Willem Mengelberg en Felix Timmermans ten deel is gevallen, redt deze prijs hem van een faillissement. Luyten schrijft aan de Hanzische universiteit in een bedankbrief de legendarische woorden “Sie haben mich vor dem Untergang gerettet”.
In 1940 worden bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog zijn huis en atelier geplunderd, terwijl hij onterecht een nacht in de gevangenis zit. Toch blijft Henri tot in 1944 schilderen. Op 21 Januari 1945 sterft Henry op 85-jarige leeftijd in zijn woning te Brasschaat. Frans Cuyper maakt zijn dodenmasker. Onder geringe belangstelling wordt Henry begraven.

Zijn werken

Het is te veel om op te noemen. Het zou ook niet boeiend zijn om een weergave van al zijn werken hier af te drukken. Voor degenen die echt geboeid zijn door leven en werken van Henry Luyten is het werkelijk schitterende boek van Jozef de Beenhouwer (zie literatuuropgave) een absolute aanrader. Het prachtig uitgevoerde boek toont zeer veel van Henry’s werken in meerkleurendruk. Bovendien verraadt het boek een zorgvuldigheid in de uitvoering die je niet vaak meer tegenkomt. Het is een boekwerk waaruit de betrokkenheid van de schrijver(s) bij Henry overduidelijk tot uitdrukking komt.

Toch wil ik voor enige van zijn werken een uitzondering maken. In een lijvig artikel in de Volkskrant van dinsdag 29 september 1998 wordt door Rob Gollin uitvoerig ingegaan op het gerestaureerde werk “Het Gulden doek van Vlaanderen”. De titel van het artikel is uiterst suggestief gekozen. Het doet niet meteen vriendelijk aan als je leest “OORLOGSSMET KLEEFT AAN OPGEKNAPT DOEK”. Lees even met mij mee:

“Is het niet vragen om moeilijkheden, het herstel van zo’n reusachtig nationalistisch relikwie in de IJzertoren in Diksmuide? Want zie, daar rechts heb je August Borms, vaandeldrager van het Vlaamse aktivisme na de eerste wereldoorlog, gefussileerd na de tweede wereldoorlog wegens collaboratie met de bezetter.”

Met bovenstaande zinnen is de toon van het artikel gezet. Luyten wordt afgebeeld als een enigszins kinderlijk type die “een beetje fout was” tijdens de twee wereldoorlogen. Uit het feit dat op het schilderij Staf de Clerq is afgebeeld valt blijkbaar af te lezen dat Luyten er foute denkbeelden op nahield. Immers: Staf de Clerq was leider van het Vlaams Nationaal Verbond in de jaren tussen de oorlogen en huldigde de leuze “Wat Vlaams is moet Vlaams blijven”. Gollin gaat in zijn artikel nog verder. Het schilderij “Het Gulden doek van Vlaanderen” staat opgesteld in de grote zaal van de toren die hoog en hard en somber aan de rivier de Ijzer staat, met op de kop in kruisvorm de letters AVV VVK, hetgeen betekent: Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus. Rondom het bouwwerk verzamelen zich jaarlijks de deelnemers aan de Ijzerbedevaart, een gebeurtenis die zo vaak associaties heeft opgeroepen met het fascisme.
Terecht wordt in het artikel gewag gemaakt van het feit dat het schilderij ook vele andere figuren bevat. Zo tref je er aan August Vermeylen, een socialist in hart en nieren. Welke betekenis moet ik toekennen aan het gegeven dat op het schilderij ook staan afgebeeld Jacob van Maerlant, Desiderius Erasmus, Willem de Zwijger, Pieter Paul Rubens, Rembrandt van Rijn, Joost van den Vondel, Felix Timmermans etc.